VN-deskundige veroordeelt systematische straffeloosheid in Iran en verslechterende mensenrechtensituatie - 26 oktober 2021

Javaid Rehman


Maandag werden de voortdurende mensenrechtenschendingen van Iran opnieuw onder de aandacht gebracht in de mensenrechtencommissie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Javaid Rehman, de speciale VN-rapporteur voor de mensenrechten in Iran, uitte zijn bezorgdheid over de toenemende mensenrechtenschendingen in Iran en onderstreepte dat "de mensenrechtensituatie in Iran grimmig blijft".

In zijn toespraak verwees Rehman nogmaals naar de crisis van straffeloosheid in Iran onder het regime van de mullahs en hoe mensenrechtenschenders topposities bekleden in het regime. Hij onderstreepte dat de betreurenswaardige mensenrechtensituatie in Iran "verergerd wordt door het feit dat personen die ervan beschuldigd worden betrokken te zijn bij het plegen van ernstige mensenrechtenschendingen, machtige posities blijven bekleden, ook op het hoogste niveau van openbare ambten".

De straffeloosheidscrisis in Iran bereikte in juni een hoogtepunt toen Ebrahim Raisi tot president van het regime werd gekozen. Raisi is een van de belangrijkste functionarissen die betrokken waren bij de massamoord op meer dan 30.000 politieke gevangenen in 1988.

Toen bekend werd dat Raisi de volgende president van het regime zou worden, zei Amnesty International's secretaris-generaal Agnès Callamard: "Ebrahim Raisi is opgeklommen tot president in plaats van te worden onderzocht voor de misdaden tegen de menselijkheid bestaande uit moord, gedwongen verdwijning en marteling, is een grimmige herinnering dat straffeloosheid hoogtij viert in Iran."

Veel mensenrechtenorganisaties, waaronder Amnesty en het Iraans Verzet, onderstreepten dat het presidentschap van Raisi de algemene mensenrechtensituatie in Iran onmiddellijk zou verslechteren.

Op 24 oktober 2021 zijn alleen al in de afgelopen 30 dagen in verschillende Iraanse steden minstens 31 gevangenen opgehangen, waarmee het aantal terechtstellingen op minstens 141 is gekomen sinds Ebrahim Raisi en Gholam Hossein Mohseni Ejei respectievelijk president en hoofd van de rechterlijke macht zijn geworden.

De heer Rehman verwees ook naar het stijgende aantal terechtstellingen in Iran en omschreef dit als "een alarmerend aantal". Hij voegde eraan toe dat "het ontbreken van officiële statistieken en het gebrek aan transparantie rond terechtstellingen betekent dat deze praktijk aan toezicht ontsnapt, wat resulteert in ernstige misbruiken, waardoor geen verantwoording kan worden afgelegd".

Iran: Wie is Ebrahim Raisi?
Rehman heeft dit gebrek aan verantwoording meerdere malen toegeschreven aan de straffeloosheid waarmee mensenrechtenschenders in Iran onder het bewind van de mullahs te maken hebben.

Rehman zei: "Ik blijf diep bezorgd over het gebrek aan enige vooruitgang of politieke wil om onderzoek te doen naar ernstige mensenrechtenschendingen in Iran, laat staan ervoor te zorgen dat zij ter verantwoording worden geroepen. Zoals ik in mijn verslag heb beschreven, is er in het land sprake van een wijdverbreide en systematische straffeloosheid voor grove schendingen van de mensenrechten; zowel in gevallen uit het verleden van ernstige en substantiële schendingen van de mensenrechten, waaronder gedwongen verdwijningen en standrechtelijke executies in 1988, als in de recente gevallen, met name het gebruik van buitensporig en dodelijk geweld door staatsveiligheidstroepen tijdens de protesten in november 2019."

Veel landen deelden de bezorgdheid van Rehman over de verslechterende mensenrechtensituatie in Iran. De vertegenwoordiger van Canada veroordeelde in het bijzonder de massamoord op politieke gevangenen in 1988. "We delen ook de bezorgdheid over de gerapporteerde pogingen van de Iraanse autoriteiten om door te gaan met het vernietigen van bewijsmateriaal van schendingen in het verleden, waaronder massale, buitengerechtelijke executies van politieke dissidenten in 1988," zei de Canadese vertegenwoordiger, eraan toevoegend: "Canada veroordeelt de massamoord op politieke gevangenen in Iran in 1988."

Het Iraanse regime heeft in de zomer van 1988 meer dan 30.000 politieke gevangenen geëxecuteerd. Ondanks de aanhoudende roep om verantwoording over het bloedbad van 1988 in Iran en daarbuiten, koos de hoogste leider van het Iraanse regime, Ali Khamenei, Raisi tot president van zijn regime.

In 1988 negeerde de internationale gemeenschap de herhaalde oproepen van het Iraanse verzet om de aanhoudende massamoord te onderzoeken. Deze passiviteit is helaas tot op de dag van vandaag blijven bestaan. In een in december 2020 gepubliceerde brief onderstreepten zeven VN-deskundigen dat dit gebrek aan actie "een verwoestend effect had op de overlevenden en hun families, alsook op de algemene mensenrechtensituatie in Iran, en Iran aanmoedigde om het lot van de slachtoffers te blijven verbergen en een strategie van afleiding en ontkenning te blijven volgen die tot op heden voortduurt".

Het gewelddadige optreden tegen demonstranten in november 2019, het hoge aantal terechtstellingen en het presidentschap van Raisi zijn enkele voorbeelden van de verwoestende impact die de passiviteit van de internationale gemeenschap in de afgelopen drie decennia heeft gehad.

De wereldgemeenschap moet het Iraanse regime ter verantwoording roepen voor zijn misdaden tegen de menselijkheid. De wereldmachten zouden kunnen beginnen met het vervolgen van Raisi en andere topfunctionarissen die betrokken waren bij de massamoord van 1988, die volgens veel juridische deskundigen een genocide was.